stoma

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stoma    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌstoma/
Woordafbreking
  • sto·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘kunstmatige darmopening’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘huidmondje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1895 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord stoma stoma's
stomata
verkleinwoord stomaatje stomaatjes

Zelfstandig naamwoord

stoma m

  1. (biologie) een huidmondje, een opening in een blad waar gassen doorheen kunnen
    • Als het te heet wordt kunnen planten hun stomata sluiten om uitdroging te voorkomen. 
  1. (medisch)kunstmatige opening van darmkanaal vóór de anus
Opmerkingen
  • In de praktijk wordt doorgaans het meervoud van dit woord gebruikt, zoals in de voorbeeldzin.
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stoma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.