stoker

Nederlands

[1] stokers stoomschip
Uitspraak
Woordafbreking
  • sto·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van stoken met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord stoker stokers
verkleinwoord stokertje stokertjes

Zelfstandig naamwoord

stoker m [2]

  1. (beroep) iemand die het onderhouden van een vuur als beroep heeft
  2. kwaadspreker
  3. storm
  4. de achterste rijder op een tandem
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • stokerskramp, stokersmastelle, stokerswater

Gangbaarheid

  • Het woord stoker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.