stinken
Nederlands
Woordafbreking
- stin·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stinken /ˈstɪŋkə(n)/ |
stonk /stɔŋk/ |
gestonken /ɣəˈstɔŋkə(n)/ |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
stinken
- absoluut een onaangename geur hebben
- Ga je eerst wassen, je stinkt!
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
Een uur in de wind stinken
- Erg stinken
Dat stinkt
- Dat is niet pluis, daar klopt iets niet
Je stinkende best doen
- Erg je best voor iets doen, je uiterste best doen
Vertalingen
1. een onaangename geur hebben
Gangbaarheid
- Het woord stinken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stinken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Duits
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.