steker
Nederlands
Woordafbreking
- ste·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | steker | stekers |
verkleinwoord | stekertje | stekertjes |
Zelfstandig naamwoord
steker m [1]
- mens of dier die of dat steekt
- voorwerp dat men ergens in steekt
- (elektrotechniek) stekker
Hyponiemen
- aalsteker, biersteker, contrasteker, graskantensteker, haaksteker, kettingsteker
Gangbaarheid
- Het woord steker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'steker' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.