stamp

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stamp
enkelvoud meervoud
naamwoord stamp stampen
verkleinwoord stampje stampjes

Zelfstandig naamwoord

stamp m [1]

  1. ram, trap, schop
    • (Amsterdammer:) Moet je een stamp voor je kop? 
Hyponiemen
  • rampestamp
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
stampen

stamp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stampen
    • Ik stamp. 
  2. gebiedende wijs van stampen
    • Stamp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stampen
    • Stamp je? 

Gangbaarheid

  • Het woord stamp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
stamp stamps

Zelfstandig naamwoord

stamp

  1. stempel
  2. postzegel
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.