stakkerd
Nederlands
Woordafbreking
- stak·kerd
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Noors [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stakkerd | stakkerds |
verkleinwoord | stakkerdje | stakkerdjes |
Zelfstandig naamwoord
stakkerd m
- sneu, zielig persoon met veel problemen die medelijden opwekt
- Dit jaar heeft ook Amsterdam zijn eigen gietijzeren frame voor de raadsverkiezingen: de Werdegang van de lokale PvdA-leider Pieter Hilhorst. Krap anderhalf jaar geleden ingehaald als de ideale lijsttrekker. Nu een stakkerd die niets meer goed kan doen. Die wordt uitgelachen als hij in het openbaar om het even welk getal noemt – als wethouder financiën was hij verantwoordelijk voor een miljoenenblunder van de Belastingdienst. [2]
- In verband daarmee is het interessant de reputatie van transmensen te bestuderen. Uit het aanzwellen en afnemen van de sympathie valt te leren hoe het andere minderheidsgroeperingen kan vergaan. Eerst ben je een groepje zielige stakkerds dat een schoteltje melk nodig heeft, en voor je het weet ben je een gevaarlijke sekte die het comfort van anderen bedreigt. [3]
Vertalingen
1. sneu, zielig persoon met veel problemen die medelijden opwekt
Gangbaarheid
- Het woord stakkerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stakkerd' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- stakkerd op website: Etymologiebank.nl
- NRC Bas Blokker 14 maart 2014 De kippendrift van de campagne
- NRC Maxim Februari 8 augustus 2016 Genderneutrale wc? We steigeren bij de gedachte
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.