drommel
Nederlands
Woordafbreking
- drom·mel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘beklagenswaardig persoon’ voor het eerst aangetroffen in 1782 [1]
- beklagenswaardig persoon, sukkelaar [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drommel | drommels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
drommel m [3]
- duivel
- beklagenswaardig persoon
- uitroep van boze verontwaardiging
Synoniemen
- [2] sukkelaar, stakker, stumper
- [3] verduiveld, allemachtig, morbleu
Typische woordcombinaties
- arme drommel
zielig persoon
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | drommel | ||
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
drommel
- duivels
- Vorige week zagen en hoorden we SP-wethouder Laurens Ivens zijn eigen beleid prijzen inzake Airbnb. Hij had na maandenlange bikkelharde onderhandelingen een knap akkoord gesloten met die drommelse zakenlieden van Airbnb, waar ze in Amerika nog lang van zouden wakker liggen. „Het is goed voor Amsterdammers en goed voor de toeristen”, aldus Ivens, „Airbnb is nu een wapen in de strijd tegen illegale verhuur. Steden in Europa keken uit naar zo’n overeenkomst.” [4] }}
Bijwoord
drommel
- als versterking van wat volgt
- Jij weet drommels goed wat hier de regels zijn.
Gangbaarheid
- Het woord drommel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'drommel' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "drommel" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- drommel op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Frits Abrahams 9 december 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.