stumper

Niet te verwarren met: Stümper

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stum·per
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stakker’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stumper stumpers
verkleinwoord stumpertje stumpertjes

Zelfstandig naamwoord

stumper m [3]

  1. stakker, zielenpoot, stumperd
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stumper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • stum·per
Naar frequentie 10846

Werkwoord

stumper

  1. tegenwoordige tijd van stumpe

Zelfstandig naamwoord

stumper, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van stump

Noors

Woordafbreking
  • stum·per
Naar frequentie 26753

Zelfstandig naamwoord

stumper, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van stump
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.