stafkaart
Nederlands
Woordafbreking
- staf·kaart
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van staf zn en kaart zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stafkaart | stafkaarten |
verkleinwoord | stafkaartje | stafkaartjes |
Zelfstandig naamwoord
stafkaart v/m [2]
- (verouderd) nauwkeurige, van oorsprong militaire, topografische landkaart
- `Kom op.' Hugo was opgestaan. 'We nemen de mountainbikes en gaan de bossen uitkammen. Binnen liggen stafkaarten van de omgeving. Ga je mee, Stefan?' [3]
- Jelmer was als een levende stafkaart voor de omgeving van het plein, want hij woonde met zijn moeder achter de slagerij aan de overzijde. [4]
- Een blik op de stafkaart toont waarom Navo-generaals zo nerveus zijn. De troepen in Wit-Rusland kunnen ineens een aanval doen op de smalle corridor die Polen verbindt met Litouwen (de ‘Suwalki Gap’), en zo de Baltische Staten afsnijden van hun Navo-bondgenoten. De Russische troepen bedreigen ook Oekraïnes noordflank, die vanwege de oorlog in de Donbas slecht wordt verdedigd. Vanaf de Wit-Russische grens staat het Russische leger binnen 24 uur in Kiev. Dan is er nog de vrees dat Moskou zijn troepen niet zal terugtrekken na 20 september.[5]
Gangbaarheid
- Het woord stafkaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stafkaart' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- stafkaart op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Berg, Michael Hôtel du Lac [2011] ISBN 978-90-443-2989-6 pagina 131
- Olde Heuvelt, Thomas HEX [2016] ISBN 978-90-245-7334-9 pagina 43
- de Standaard 15 SEPTEMBER 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.