spreekles
Nederlands
Woordafbreking
- spreek·les
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van spreken ww en les zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spreekles | spreeklessen |
verkleinwoord | spreeklesje | spreeklesjes |
Zelfstandig naamwoord
spreekles v/m [1]
- een les waarin men leert spreken
- In het lokaal naast kleuterjuf Frouk Meinsma krijgen de andere zes kinderen van de klas intussen Nederlandse spreekles van horende leerkracht Loes van 't Hoff. Liplezend en soms gebruikmakend van het kleine beetje geluid dat ze nog via hun gehoorapparaten kunnen opvangen, breiden ze hun woordenschat uit met begrippen als licht en donker, slapen en wakker zijn. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'spreekles' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spreekles' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Michaja Langelaan 9 februari 1995 Dove kleuters leren twee talen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.