spoken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spo·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spoken
spookte
gespookt
zwak -t volledig

Werkwoord

spoken [2]

  1. inergatief rondwaren, dolen als een spook
    • Er werd de hele nacht gespookt en lol getrapt. 
  1. onpersoonlijk door spoken bezocht worden
    • Het lijkt wel of het hier spookt! 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spoken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Zelfstandig naamwoord

spoken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spook

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.