sperma

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sperma    (hulp, bestand)
  • IPA: /'spɛrma/
Woordafbreking
  • sper·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘mannelijk zaad’ voor het eerst aangetroffen in 1685 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sperma -
verkleinwoord spermaatje spermaatjes

Zelfstandig naamwoord

sperma o

  1. zaadvocht.
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sperma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Italiaans

Zelfstandig naamwoord

sperma m

  1. zaad o.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.