sorghum
Nederlands
Woordafbreking
- sor·ghum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘kafferkoren’ voor het eerst aangetroffen in 1859 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sorghum | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
sorghum m o
- (plantkunde) (voeding) (groente) Sorghum bicolor
een belangrijk graan voor een groot deel van de wereldbevolking, maar in Nederland een minder bekend. Sorghum is het enige graan dat in Afrika ruim beschikbaar is
Synoniemen
- durra, kafferkoren, kafir, sorgo, Soedangras
Afgeleide begrippen
- sorghummeel
Gangbaarheid
- Het woord sorghum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sorghum' herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen. |
Engels
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.