sollen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sol·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘heen en weer trekken’ voor het eerst aangetroffen in 1655 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sollen
solde
gesold
zwak -d volledig

Werkwoord

sollen [3]

  1. met volstrekte willekeur behandelen
Hyponiemen
  • afsollen, versollen
Afgeleide begrippen
  • gesol

Zelfstandig naamwoord

sollen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sol

Gangbaarheid

  • Het woord sollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  sollen    (hulp, bestand)
  • IPA: [ˈzɔlən]
Woordafbreking
  • sol·len
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sollen
[ˈzɔlən]
sollte
[ˈzɔltə]
gesollt
[ɡəˈzɔlt]
volledig

Werkwoord

sollen

  1. modaal werkwoord moeten
  1. «Was soll ich mitbringen?»
    Wat moet ik meenemen?
  2. modaal werkwoord kunnen
  1. «Ich weiß nicht, wie ich Ihnen danken soll
    Ik weet niet hoe ik u kan danken.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.