solderen
![](../I/m/CopperFoil_glasswork_soldering.jpg)
Solderen
Nederlands
Woordafbreking
- sol·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘metaal aaneenhechten’ voor het eerst aangetroffen in 1438 [1]
- afgeleid van het Franse souder (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
solderen |
soldeerde |
gesoldeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
solderen
- (metaalbewerking) een door verhitting vloeibare tussenstof (het soldeer) aanbrengen tussen losse metaaldelen waardoor deze na afkoeling vast verbonden blijven [3]
Hyponiemen
- oversolderen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een door verhitting vloeibare tussenstof (het soldeer) aanbrengen tussen losse metaaldelen waardoor deze na afkoeling vast verbonden blijven
Gangbaarheid
- Het woord solderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'solderen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.