soldeer
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
soldeer o/m
- (metaalbewerking) een geschikte legering om in gesmolten toestand metalen delen mee te solderen
- Voor koperen werkstukken gebruikt men soldeer dat bestaat uit een legering van lood en tin, het zg. soldeertin.
Hyponiemen
- goudsoldeer, hardsoldeer, harskernsoldeer, slagsoldeer, weeksoldeer, zachtsoldeer, zilversoldeer
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
solderen |
soldeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van solderen
- Ik soldeer.
- gebiedende wijs van solderen
- Soldeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van solderen
- Soldeer je?
Gangbaarheid
- Het woord soldeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'soldeer' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.