snoeren
Nederlands
Woordafbreking
- snoe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
snoeren |
snoerde |
gesnoerd |
zwak -d | volledig |
Hyponiemen
- aaneensnoeren, aansnoeren, afsnoeren, insnoeren, omsnoeren, samensnoeren, vastsnoeren
Afgeleide begrippen
- snoerloos, snoerschakelaar, snoerworm
Gangbaarheid
- Het woord snoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snoeren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.