snoeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snoe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
snoeren
snoerde
gesnoerd
zwak -d volledig

Werkwoord

snoeren [2] [3]

  1. overgankelijk iets met een snoer vastmaken
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

snoeren mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord snoer

Gangbaarheid

  • Het woord snoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.