omsnoeren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: omsnoeren (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔmsnurə(n) /
- Geluid: omsnoeren (hulp, bestand)
- IPA: / ɔmˈsnurə(n) /
Woordafbreking
- om·snoe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van om bw en snoeren ww
Werkwoord
ómsnoeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omsnoeren |
snoerde om |
omgesnoerd |
zwak -d | volledig |
- iets, iemand of zichzelf omspannen met een koord of iets wat daarop lijkt
- Het is belangrijk dat wij alle balken van het vlot stevig omsnoeren.
- De riem werd werd strak omgesnoerd.
omsnóeren
- omspannen worden met een koord of iets wat daarop lijkt
- Het touw wordt gebruikt om het middel te omsnoeren.
- "Het is een blok", geeft bewoonster Charlotte van Zadelhoff (41) toe. "Maar het functioneert. Ik vind het mooi. Van buiten zo'n zwart fort en als je binnenkomt zie je al dat wit." Ze wijst op de balustrades, witte ringen in de lucht die de binnenplaats omsnoeren. "Driehonderd mensen wonen hier heel tevreden. Het is toch belachelijk zo'n gebouw te slopen?" Hoogstens mag de tuin verbeterd worden, vinden de bewoners. [1]
Gangbaarheid
- Het woord omsnoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'omsnoeren' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.