snikksnakk

Noors
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈsniksnɑk/
Woordafbreking
  • snikk·snakk
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nederduitse woord schnack (= praat) met woordverdubbeling en mit ablaut van 'a' na 'i' in de eerste lettergreep, als ook in klingklang, ritschratsch of zippzapp
Naar frequentie 47136
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   snikksnakk     snikksnakket     snikksnakk     snikksnakka
snikksnakkene  
genitief   snikksnakks     snikksnakkets     snikksnakks     snikksnakkas
snikksnakkenes  

Zelfstandig naamwoord

snikksnakk o

  1. kletspraat
  2. poespas
Synoniemen


Nynorsk
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈsniksnɑk/
Woordafbreking
  • snikk·snakk
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nederduitse woord schnack (= praat) met woordverdubbeling en mit ablaut van 'a' na 'i' in de eerste lettergreep; zie ook: klingklang, ritschratsch of zippzapp
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   snikksnakk     snikksnakket     snikksnakk     snikksnakka
bijvorm: snikksnakki  

Zelfstandig naamwoord

snikksnakk o

  1. kletspraat
  2. poespas
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.