snikkel
Nederlands
Woordafbreking
- snik·kel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘penis’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
- Herkomst: Bargoens [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snikkel | snikkels |
verkleinwoord | snikkeltje | snikkeltjes |
Zelfstandig naamwoord
snikkel m
- (Jiddisch-Hebreeuws) (informeel) het geslachtsdeel van de man, de penis
- Veel mannen scheppen op over hun snikkel.
Gangbaarheid
- Het woord snikkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snikkel' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "snikkel" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.