sleehak
Nederlands
Woordafbreking
- slee·hak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van slee en hak zn (bet. 2)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sleehak | sleehakken |
verkleinwoord | sleehakje | sleehakjes |
Zelfstandig naamwoord
sleehak m
- (kleding) driehoekige hak aan de onderkant van een schoen of laars, van achteren naar voren doorlopend[1]
- Ze had zich mooi gemaakt en droeg een jurk met kleine bloemetjes en een paar zomerse sandalen met sleehak.[2]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord sleehak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sleehak' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Modewoordenboek, instituut voor de Nederlandse taal
- Kepler, L., Contract, De Bezige Bij., Amsterdam, 2011
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.