skive

To skiver brød.
Twee sneden brood.

Noors
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˡʃiːʋə/
Woordafbreking
  • ski·ve
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord skífa.
stamtijd
onbepaalde
wijs		 tegenwoordige
tijd		 verleden
tijd		 voltooid
deelwoord
skive
skiver
skivet
skiva
skivet
skiva
Klasse 1 zwak

Werkwoord

skive

  1. in plakjes delen of snijden

Zelfstandig naamwoord

skive m/v

  1. plak, schijf, snede
  1. «Skjær løken i skiver.»
    Snij de ui in plakjes.
Verbuiging
m/v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skive     m: skiven
v: skiva  		   skiver     skivene  
genitief   skives     m: skivens
v: skivas  		   skivers     skivenes  
Afgeleide begrippen
  • remskive, slipeskive, skyteskive, tallskive, urskive


Nynorsk
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˡʃiːʋə/
Woordafbreking
  • ski·ve
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord skífa.
stamtijd
onbepaalde
wijs		 tegenwoordige
tijd		 verleden
tijd		 voltooid
deelwoord
skive
skivar
skiva
skiva
Klasse 1 zwak

Werkwoord

skive

  1. in plakjes delen of snijden
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

skive v

  1. plak, schijf, snede
Verbuiging
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skive     skiva     skiver     skivene  
genitief                        
v
bijvormen		 enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skiva         skivor     skivone  
genitief                        
Afgeleide begrippen
  • slipeskive, skyteskive, urskive
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.