sjouwen
Nederlands
Woordafbreking
- sjou·wen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘met inspanning dragen’ voor het eerst aangetroffen in 1671 [1]
- >Oudfries: skiāva: schuiven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sjouwen |
sjouwde |
gesjouwd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
sjouwen
- lopen met een zware lading
- Hij liep met zakken aardappelen te sjouwen.
Vertalingen
1. lopen met een zware lading
Gangbaarheid
- Het woord sjouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sjouwen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.