sinecure
Nederlands
Woordafbreking
- si·ne·cu·re
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels of Frans, in de betekenis van ‘gemakkelijk baantje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1859 [1]
- afgeleid van het Latijnse sine cura (zonder zorg) met het achtervoegsel -e [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sinecure sinecuur |
sinecures sinecuren |
verkleinwoord | sinecuurtje | sinecuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
sinecure v/m [3]
- ambt waaraan weinig of geen werk vastzit, maar dat wel betaald wordt
- makkelijk baantje, eenvoudige taak
- In theorie kan het op die manier gedaan worden, dit is echter bepaald geen sinecure.
- Alleen een kind opvoeden is geen sinecure.
Vertalingen
1. makkelijk baantje, taak
Gangbaarheid
- Het woord sinecure staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sinecure' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.