sier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sier    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsir/
Woordafbreking
  • sier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sier -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

sier m/v

  1. rijkelijk eten en drinken zoals een gast die van een goede gastheer krijgt
  2. iets wat als verfraaiing van het uiterlijk dient
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • goede sier maken
1. uitgebreid genieten van prettige dingen die je eigenlijk niet toekomen

Werkwoord

vervoeging van
sieren

sier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sieren
    • Ik sier. 
  2. gebiedende wijs van sieren
    • Sier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sieren
    • Sier je? 

Gangbaarheid

  • Het woord sier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • si·er
Naar frequentie 68456

Werkwoord

sier

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van si
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

sier

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van si


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈsiːəɾ /
Woordafbreking
  • si·er
Naar frequentie 112

Werkwoord

sier

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van si

Zelfstandig naamwoord

sier

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van si
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.