onthaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·haal
enkelvoud meervoud
naamwoord onthaal onthalen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

onthaal o

  1. de manier waarop men iemand als gast ontvangt
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
onthalen

onthaal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onthalen
    • Ik onthaal. 
  2. gebiedende wijs van onthalen
    • Onthaal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onthalen
    • Onthaal je? 

Gangbaarheid

  • Het woord onthaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.