sien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sien    (hulp, bestand)
  • IPA: /sin/
Woordafbreking
  • sien
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sien siens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

sien v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) 21ste letter van het alfabet (een van de twee varianten daarvan)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) getal driehonderd
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'sien' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands

Middelnederlands

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
sien sach saghen ghesien
klasse 5 volledig  

Werkwoord

sien

  1. zien
  1. «Dat si daer na noit en loech
    In twintich jaren, daer si lach
    Ende noit sonne noch mane en sach.[1]»
    Dat zij daarna nooit meer lachte
    in twintig jaar, dat zij lag
    en nooit zon of maan zag.

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • sien
enkelvoud meervoud
sien sienes

Zelfstandig naamwoord

sien v

  1. (anatomie) slaap

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.