schlemiel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schle·miel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘slappeling’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
  • van Jiddisch שלימיל (sjlemiel) "sukkel"[2][3]; mogelijk van Hebreeuws שלא מועיל (sjlo mohiel) "nutteloos" [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord schlemiel schlemielen
verkleinwoord schlemieltje schlemieltjes

Zelfstandig naamwoord

schlemiel m

  1. (informeel) sukkel, domkop, slappeling
    • In deze klucht is koopman Jean een beetje een schlemiel die weliswaar meent dat hij alles onder controle heeft, maar in werkelijkheid de speelbal is van het bedrog door anderen. [5]
  1. (informeel) stakker, stumper, pechvogel
    • (...) is het prototype van de schlemiel, de stakker die eerder spotlust opwekt dan mededogen. [6]
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schlemiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Woordherkomst en -opbouw
  • van Jiddisch שלימיל (sjlemiel) "sukkel"

Zelfstandig naamwoord

schlemiel

  1. onhandig persoon
  2. stakker
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.