schimpen
Nederlands
Woordafbreking
- schim·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schimpen |
schimpte |
geschimpt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
schimpen [1]
- ..., en terijl datter nu nieuwe slagters aangesteld waaren, wierd er zeer geschimpt op de menigte van zijn vee, waar van gezegt wierde dattet de kraijen nog zouden opvreeten. [2]
Afgeleide begrippen
- geschimp, schimpdicht, schimpdichter, schimpig, schimping, schimplied, schimpscheut, beschimping
Gangbaarheid
- Het woord schimpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schimpen' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Dagregister van Adam Tas. dec 1705. Uitgegeven te Pretoria 1914
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.