schelden
Nederlands
Woordafbreking
- schel·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schelden |
schold |
gescholden |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
schelden
- inergatief krenkende of beledigende woorden uitspreken op heftige of ruwe toon
- Hij heeft vreselijk gescholden tegen die mevrouw.
Hyponiemen
- beschelden, kwijtschelden, terugschelden, uitschelden
Afgeleide begrippen
- gescheld, scheldkanonnade, scheldlijn, scheldnaam, scheldpartij, scheldsonnet, scheldwoord
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schellen |
schelden
- meervoud verleden tijd van schellen
- Wij schelden.
- Jullie schelden.
- Zij schelden.
- Wij schelden.
Gangbaarheid
- Het woord schelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schelden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.