schennis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schen·nis
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het schenden’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
  • Naamwoord van handeling van schennen met het achtervoegsel -nis [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schennis schennissen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

schennis v

  1. inbreuk maken op, schending
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • heiligschennis
  • kerkschennis
  • knapenschennis
  • lijkschennis
  • maagdenschennis
  • stedenschennis
  • tempelschennis
  • vrouwenschennis
  • wetsschennis
  • woonstschennis
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schennis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.