schande

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schan·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Oudere wortel -scand-.[1] In de betekenis ‘oneer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1201.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schande schandes
verkleinwoord schandetje schandetjes

Zelfstandig naamwoord

schande v/m

  1. iets wat bij het publiek minachting oproept, iets oneervols
    • De schande was te groot. 
    • Het is geen schande iets voor je eigen taal te doen. 
Hyponiemen
  • bloedschande
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Door schade en schande wordt men wijs
Men leert vooral van de dingen die eerder misgingen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schande staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.