savoureren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·vou·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met smaak genieten’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1]
  • afgeleid van het Franse savourer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
savoureren
savoureerde
gesavoureerd
zwak -d volledig

Werkwoord

savoureren [4]

  1. overgankelijk (voeding) (kookkunst) met smaak genieten van
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord savoureren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
59 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.