sarcasme
Nederlands
Woordafbreking
- sar·cas·me
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, waar het is afgeleid van het Laatlatijnse sarcasmus, dat op zijn beurt is afgeleid van het Oudgriekse σαρκασμός. [1] In de betekenis van ‘bijtende spot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1806. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sarcasme | sarcasmen |
verkleinwoord | - |
Zelfstandig naamwoord
sarcasme o
- bittere, bijtende spot
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord sarcasme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sarcasme' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.