ruiker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rui·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van ruiken met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ruiker ruikers
verkleinwoord ruikertje ruikertjes

Zelfstandig naamwoord

ruiker m [2]

  1. een boeket
    • Hij nam een paar ruikers mee voor de hele familie. 
  1. iemand die ruikt of goed ruiken kan
Hyponiemen
  • bloemruiker, geldruiker, handruiker, kruikenruiker, kruizenruiker, veldruiker
Afgeleide begrippen
  • ruikerbloem
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ruiker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.