rozentuin
Nederlands
Woordafbreking
- ro·zen·tuin
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van roos zn en tuin zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rozentuin | rozentuinen |
verkleinwoord | rozentuintje | rozentuintjes |
Zelfstandig naamwoord
rozentuin m [1]
- tuin met voornamelijk rozen
- Ze lopen aandoenlijk hand in hand door de Rozentuin van het Witte Huis. Al snel leert May echter dat je met vrienden als Trump geen vijanden nodig hebt.[2]
- Maak een wandeling door Parc de la Boverie, met een rozentuin en het MAMAC, het museum voor moderne kunsten.[3]
- Volgend jaar, tijdens het 140-jarig jubileum van het merk pakken ze groots uit. Dan wordt de beroemde rozentuin van Chateau Mailmaison heropend. Het horloge en juwelenmerk heeft de befaamde rozentuin geadopteerd en is deze aan het herstellen.[4]
Synoniemen
- rozengaarde, rosarium
Verwante begrippen
- rozenkwekerij
Gangbaarheid
- Het woord rozentuin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rozentuin' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 13 jul. 2017 Britse premier May aangeschoten wild
- de Telegraaf 19 sep. 2016 Verrassende stedentrip naar Luik
- de Telegraaf 04 jan. 2016 In de naam van de roos
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.