rovershol

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·vers·hol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rovershol roversholen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

rovershol o [1]

  1. ruimte vanwaaruit criminelen hun activiteiten ontplooien
    • De inval van de politie in het 'rovershol'bij het Drentse Zuidlaren, waar in december vorig jaar twee Kosovaarse inbrekers werden ontdekt, was onrechtmatig. De mannen leefden in het hol en dat was daarom aan te merken als woning, betoogde de advocaat van een van de verdachten vrijdag voor de rechtbank in Assen.[2] 
    • De captain kwam bij justitie in beeld via honderden afgeluisterde telefoongesprekken bij het bedrijf X. in Y. Volgens het OM was dat een 'rovershol' waar tientallen drugscriminelen onderling afspraken maakten.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rovershol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 23 mei 2014
  3. Tubantia René van der Lee en Jan van den Oord 04-JANUARI-2018
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.