rotting

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rot·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Afrikaans, in de betekenis van ‘wandelstok’ voor het eerst aangetroffen in 1634 [1]
  • Naamwoord van handeling van rotten met het achtervoegsel -ing [2]
  • [2]: mogelijk van Indonesisch: (me)raut, «met een mesje bewerken», vanwaar rautan, het product > rotan> rotting. [2]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord rotting
verkleinwoord
2 enkelvoud meervoud
naamwoord rotting rottingen
verkleinwoord rottinkje rottinkjes

Zelfstandig naamwoord

rotting

  1. v: aantasting door bacteriële groei
    • In dit practicum ga je onderzoeken hoe specifiek de relatie is tussen veroorzakers van rotting in verschillende soorten fruit en groenten. 
  1. m: een wandelstok, eventueel voor zelfverdediging gebruikt
    • In zyn hand hield hy een rotting, maar zelden droeg hy zyn snaphaan of pistolen.[3] 
Hyponiemen
  • boerenrotting, darmrotting, stokrotting, waterrotting, wijnrotting
Afgeleide begrippen
  • rottingband, rottingknop, rottingolie, rottingput, rottingskelder, rottingslag, rottingsmiddel, rottingsproces, rottingsput, rottingstraf, rottingswarmte
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rotting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Werkwoord

rotting

  1. onvoltooid deelwoord van rot

Zelfstandig naamwoord

rotting

  1. gerundium van rot
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.