rothumeur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rot·hu·meur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rothumeur rothumeuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

rothumeur o

  1. een slechte stemming
    • Heimweelijders zijn van tevoren nerveus, hebben ter plekke een rothumeur en worden soms zelfs ruzieachtig - alles om maar zo snel mogelijk weer thuis te komen. Achteraf voelen ze zich schuldig: Áls mijn dochter later alleen op vakantie gaat, hoop ik dat ze volop kan genieten.'[1] 
    • Last van een winterdip of heb je gewoon even nergens zin in? Geen paniek! Er zijn genoeg voedingsmiddelen die jou een goede stemming bezorgen. Zeg maar vaarwel tegen dat rothumeur, want met deze voeding eet jij je gelukkig.[2] 

Gangbaarheid

  • Het woord rothumeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Het Parool MARLOES DE MOOR 13 AUGUSTUS 2017 Depressief onder palmen: heimweelijders hebben het zwaar op vakantie
  2. de Telegraaf 06 jan. 2016 Eet jezelf een weg naar geluk
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.