humeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  humeur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɦʏˈmør/
Woordafbreking
  • hu·meur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gemoedsgesteldheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord humeur humeuren
verkleinwoord humeurtje humeurtjes

Zelfstandig naamwoord

humeur o

  1. mentale of emotionele toestand
    • Hij had een slecht humeur omdat hij slecht geslapen had. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord humeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  humeur     l'humeur     humeurs     les humeurs  

Zelfstandig naamwoord

humeur v

  1. humeur
    • Humeur noirezwartgalligheid. 
  1. lichaamsvocht
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.