rooien
![]() Rooimachine (suikerbieten) |
Externe video:Schorseneren rooien |
Nederlands
Woordafbreking
- rooi·en
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ontwortelen’ voor het eerst aangetroffen in 976 [1]
- > Middelnederlands: roden > Germaans *roϸon --«ontginnen»
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rooien |
rooide |
gerooid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
rooien
- overgankelijk van een oogst, bomen uit de grond halen
- Aardappels, schorseneren en wortelen worden vaak machinaal gerooid.
- (verouderd) met een werpspies treffen, i.h.a doel treffen, slagen
- [G]ij moet regt in die sloot sturen, zult gij dat wel rooijen? Ik kan den paal niet rooijen. (1811) [2]
Uitdrukkingen en gezegden
- [2]:
- het kunnen rooien
zich kunnen redden, met name financieel
Hyponiemen
- aardappelrooien, afrooien, raakrooien, rinkelrooien
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het uit de grond halen van een oogst
Gangbaarheid
- Het woord rooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rooien' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "rooien" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Nederduitsch taalkundig woordenboek. P. Weiland 1807-1811
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.