ronde
Nederlands
Woordafbreking
- ron·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rondgang van patrouille’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1485 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
ronde
- verbogen vorm van de stellende trap van rond
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ronde | rondes ronden |
verkleinwoord | rondetje | rondetjes |
Zelfstandig naamwoord
ronde v/m
- een afgebakend onderdeel van een groter geheel
- Deze ronde van besprekingen was het meest succesvol.
- (sport) een wedstrijd in de vorm van een rondrit
- een rondgang om iets te controleren
Hyponiemen
|
Vertalingen
2. een wedstrijd in de vorm van een rondrit
Gangbaarheid
- Het woord ronde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ronde' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rondar |
ronde
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rondar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rondar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rondar
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.