roeper

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roe·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van roepen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord roeper roepers
verkleinwoord roepertje roepertjes

Zelfstandig naamwoord

roeper m [1]

  1. iemand die roept bijv. een afslager
  2. iets waarmee men kan roepen, een megafoon of scheepsroeper
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord roeper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.