road
Engels
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudengelse woord "rād" (een reis te paard), verwant met het Oudengelse woord "rīdan " (rijden).
enkelvoud | meervoud |
---|---|
road | roads |
Zelfstandig naamwoord
road
- straat, rijksweg, straatweg, weg
- (figuurlijk) koers, weg
- (scheepvaart) rede
- (mijnbouw) transporttunnel (in een mijn)
Afgeleide begrippen
- [1]: railroad
- [2]: inroad
- [3]: roadstead
Verwante begrippen
- [1]: route
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: on the road
en route, op reis, onderweg, op weg
- [2]: down the road
in de toekomst, op een later tijdstip
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.