risicogroep

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·si·co·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord risicogroep risicogroepen
verkleinwoord risicogroepje risicogroepjes

Zelfstandig naamwoord

risicogroep v

  1. een deel van de bevolking met een grotere kans op een bepaalde ziekte of aandoening
    • Jongere mannen die uitgaan zijn een risicogroep voor het ondervinden van een geweldsmisdrijf. 
  1. een deel van de bevoling dat een grotere kans heeft op een belaalde vervelende gebeurtenis
    • Mensen die vaak een impulsaankoop doen zijn een risicogroep voor het doen van miskopen 

Gangbaarheid

  • Het woord risicogroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.