riool
Nederlands
Woordafbreking
- ri·ool
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afvoerkanaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1380 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | riool | riolen |
verkleinwoord | riooltje | riooltjes |
Zelfstandig naamwoord
riool o
- een vaak ondergronds kanaal voor de afvoer van drek
- Door de plotselinge stortbui liep het riool over.
Hyponiemen
- drukriool, hoofdriool
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een vaak ondergronds kanaal voor de afvoer van drek
Gangbaarheid
- Het woord riool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'riool' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.