rijzig
Nederlands
Woordafbreking
- rij·zig
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘lang’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
- Naamwoord van handeling van rijzen met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rijzig | rijziger | rijzigst |
verbogen | rijzige | rijzigere | rijzigste |
partitief | rijzigs | rijzigers | - |
Vertalingen
1. erg groot
Gangbaarheid
- Het woord rijzig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rijzig' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.