reeg
Nederlands
Woordafbreking
- reeg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rijgen |
reeg
- enkelvoud verleden tijd van rijgen
- Ik reeg.
- Jij reeg.
- Hij, zij, het reeg.
- Ik reeg.
Gangbaarheid
- Het woord reeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reeg' herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.