resulteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·sul·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voortvloeien uit’ voor het eerst aangetroffen in 1595 [1]
  • afgeleid van het Franse résulter (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
resulteren
resulteerde
geresulteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

resulteren

  1. absoluut tot gevolg hebben
    • Dit resulteerde in een ernstige credietcrisis. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord resulteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.