reder
Nederlands
Woordafbreking
- re·der
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘scheepsexploitant’ voor het eerst aangetroffen in 1409 [1]
- Naamwoord van handeling van reden ('gereedmaken') met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reder | reders |
verkleinwoord | redertje | redertjes |
Hyponiemen
- autoreder, binnenreder, medereder, scheepsreder, tankerreder
Afgeleide begrippen
- redersclub, redersfamilie, rederskantoor, redersvereniging
Vertalingen
1. eigenaar van een schip
Gangbaarheid
- Het woord reder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reder' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.