reder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘scheepsexploitant’ voor het eerst aangetroffen in 1409 [1]
  • Naamwoord van handeling van reden ('gereedmaken') met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord reder reders
verkleinwoord redertje redertjes

Zelfstandig naamwoord

reder m

  1. (palindroom) (scheepvaart) eigenaar van een schip
Hyponiemen
  • autoreder, binnenreder, medereder, scheepsreder, tankerreder
Afgeleide begrippen
  • redersclub, redersfamilie, rederskantoor, redersvereniging
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord reder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.